Er zat een virus in het programma met de naam ‘geloof in de persoon’.

Wanneer je echt, maar dan ook echt gezien en gevoeld hebt dat het denken niets kan begrijpen omdat een gedachte slechts een object is, volgt de rest vanzelf. Je ziet dat er geen gedachte binnen een andere gedachte kan verschijnen. Je ervaart ook daadwerkelijk dat er geen persoonlijkheid bestaat. Je huilt tranen met tuiten of je lacht jezelf rot naar gelang de geaardheid van het lichaam. Je bent ineens een serene ruimte. Je bent ineens een zacht gevoel. Je bent ineens een diepe stilte. Het oeverloze gekakel van je innerlijke dialogen is ineens weggeëbd. Net of het hinderlijke geluid ineens is weggevallen door een storing in het televisietoestel. Het programma is ook ineens heel anders. De afwezigheid van je innerlijke dialoog kan ineens opvallen. Er mist iets, ineens. Zoals je ineens de lege plek opvalt van een schilderij dat niet meer aan de muur hangt. Toch zeg je niet, ‘hé zet het geluid eens aan, ik wil horen wat er allemaal gezegd wordt!” Dat je het geluid ineens mist, is wel te begrijpen na al die herrie. Een sterke contrastervaring is altijd opvallend. Toch zal het nog ‘alertheid vergen’ om die momenten direct te herkennen waarop er een kraal van het snoer van de psyche bevrijd kan worden. Het bestaan blijft je die totaal onverwachte uitnodigingen aanreiken. Wees gerust dit gebeurt vanzelf, wakker blijven is het enige dat nodig is. Op het laatst ben je aan de vredige stilte gewend.

Uit het boek: “Bewustzijn. Zoek jij ook iets?” – fragment 582