Elke zintuigprikkel wordt omgezet naar een gedachte.

“Mam, wat doe je nou! kijk nou eens wat een mooie plant je er hebt uitgetrokken!”
“Oh, die… Dat is maar onkruid, als je nog meer van dat onkruid ziet staan mag jij die er ook wel uittrekken.”
Moeder ligt op haar knieën en wroet in de grond, ze is bezig om plantjes over te zetten.
“Mam, hoor je die vogel die zo mooi zingt?”
“Welke vogel?”
“Wacht even… Luister! Ja, daar heb je hem weer!”
“O ja nu hoor ik hem. Dat is nou een lijster die je daar hoort fluiten”. “O!”
“Waarom lig je daar met je neus helemaal op de grond?”
“Ssssttttt, er loopt iets… over deze berg, het is op weg naar huis.” Moeder komt kijken.
“Oh dat, dat is een lieveheersbeestje.”
Het kind zegt niks terug, ze kijkt alleen maar vol aandacht.

Als je heel geconcentreerd met tuinieren bezig bent, heb je niet in de gaten dat je omringd bent door fluitende vogeltjes, je hoort ze niet. Je ervaart het tjilpen van de vogeltjes pas wanneer je erop let. De aandacht is dan versprongen van het wroeten (het tasten) naar het tjilpen.(het horen) Er is nu een bewuste waarneming van het fluiten van de vogels, dat wil zeggen er is een zintuigprikkel die moeiteloos werd omgevormd tot een gedachte.

Uit het boek: “Bewustzijn. Zoek jij ook iets?” – fragment 154 & 155