Dat geheugen is dwangmatig geworden.
Ik weet dat er een groot taboe rust op gedachten die opeens verschijnen in je gewaarzijn. Stel je rijdt met je auto en op de stoep langs de weg loopt een oud mannetje. De gedachte “zal ik eens over dat mannetje rijden met de auto” verscheen zomaar uit het ‘niets’. Volgens de eigenschappen die je jezelf heb toegedicht kunnen dit soort gedachten helemaal niet in ‘jouw’ gewaarzijn opkomen, je bent immers vredelievend toch? De volgende gedachte komt op “hoe kan ik nou zoiets denken?” Gelukkig ben je al voorbij het desbetreffende mannetje gereden. Dan komt de volgende gedachte op “ik hoop niet dat ik weer zoiets zal gaan denken, want dat is slecht van mij.” Er blijft vervolgens een gevoel van onrust over het gebeurde bestaan.
Een week later: andere weg, andere stoep, er lopen een paar mensen… En wat gebeurt er “zal ik eens over ze allemaal rijden?” Je wordt steeds angstiger dat je deze gedachte weer zult krijgen, per
slot van rekening wil je niet slecht zijn. Doordat je je vanwege je gevoel van afgescheidenheid deze gedachte toe-eigent als iets wat jij denkt, kom je in de problemen. De desbetreffende gedachte wordt net zoals een batterij steeds opgeladen met energie, geen wonder dat de gedachte steeds weer oplicht. Op laatst wordt die gedachte net zo opdringerig als een zwaailicht met sirenes.
Uit het boek: “Bewustzijn. Zoek jij ook iets?” – fragment 306/307
foto: Brian Evans