Zonder taal kan het spel niet volledig gespeeld worden
Toen ik zelf dus nog zo’n klein “opdondertje” was, wist ik gewoon niet dat ik louter levensvreugde was. Het is de oorspronkelijke, de natuurlijke staat van elk levend wezen. Maar iets wat ik bén kan ik niet kennen. Ik kan alleen maar iets kennen wat ik niet bén! Dus dat kan alleen iets zijn wat zich buiten mijzelf bevindt. Om te kunnen ontdekken dat ik levensvreugde bén, moest ik kennelijk eerst kennismaken met wat de levensvreugde allemaal niet is. Daar is dus een contrastervaring voor nodig. Als kleuter leerde ik al spelenderwijs de taal die bij mij thuis gesproken werd, want zo zijn de spelregels.
Waarschijnlijk herinner ik me niet meer hoe verbaasd ik was toen de omgeving verrast en blij reageerde op de eerste woordjes die ik zei! Iedereen klapte vermoedelijk in zijn handen van opwinding over dit verheugende feit. Ik zal er wel om geprezen zijn. De blije gezichten stimuleerden mij waarschijnlijk vast om nog meer woorden te leren, want dat is de aard van dit beestje. Ik zie de mensen nu eenmaal graag als ze blij zijn. Ik wilde alles leren want ik wilde ervaringen opdoen. Maar deze aangeleerde taal heeft mij uiteindelijk héél erg om de tuin geleid. Met de taal ontstond de mogelijkheid voor de contrastervaring. De taal voerde mij wég van de natuurlijke Eenheid, maar ze heeft mij gegarandeerd ook weer teruggebracht naar de realisatie dat er nooit iets anders is dan Eenheid.
Uit het boek: “Bewustzijn. Zoek je iets?” – fragment 17 en 18
foto: Mulan