Het geheugen heeft iets “toverachtigs”, het kan mij van alles wijsmaken
Als ik niet wil dat ik als persoon telkens uit het gezicht verdwijn, dan zit er niks anders op. Dan móet ik wel constant allerlei plaatjes van mijzelf als persoon te zien krijgen. En dat kan alleen als er gedachten opkomen aan mijn verleden of aan mijn toekomst. Dát is het denken. Ik moet voortdurend aan “ik”, “mij” en “mijzelf ” denken. Zo niet, dan besta ik als persoon niet. Maar ik bedacht op een dag: “wat zou er nou precies kunnen verdwijnen?” De “ik-ben-hier” en “jij-bent-daar” gedachte is net zo denkbeeldig als een luchtspiegeling. Als die verdwijnt is er nog niets gebeurd. Ik heb de persoon niet nodig om te zijn. Eigenlijk verdwijn ik als persoon direct als ik niet aan mijzelf denk. Juist die momenten waarop dat gebeurt zijn nog wel de meest begeerde momenten.
Uit het boek: “Bewustzijn. Zoek je iets?” – fragment 589
foto: Nova Goya