Als je het woord ‘ik’ leert zeggen wijs je daarbij naar je lichaam.

Toen je als kleuter steeds meer woordjes leerde zeggen en begrijpen raakte je steeds verder verwijderd van het oorspronkelijke gevoel van eenheid waarmee je als baby zo vertrouwd was. Er werd je door middel van de taal heel grondig geleerd dat je dat lichaampje bént. Je kreeg een bepaalde plek toegewezen die ze een heel speciale naam hebben gegeven (de jouwe) en je kreeg te horen dat je een jongen ofwel een meisje was. Eerst zei je nog toen je klein was: “Nika is al drie jaar” maar een jaar later zei je al: “ik ben al 4 jaar.” Je ziet, je hebt het woord ‘ik’ als een plaats aanduiding leren gebruiken voor dat wat eigenlijk overal is, namelijk BewustZijn. Een ander woord voor ‘ik’ is BewustZijn. Het woordje ‘ik’ verhuist daarom overal mee naar toe want Bewustzijn, vermomd als het woordje ‘ik’, is tijdloos aanwezig als het enige dat er is. Terwijl je het woord ‘ik’ leerde zeggen, wees je naar je lichaam. Jij en het lichaam leken nu één en dezelfde te zijn en zo hoorde het ook. Dat is het spel waarin er eerst een beperking plaatsvindt om later bewust te kunnen ervaren hoe het is onbeperkt te zijn. “Daar zit toch wel iets moois in” zeg ik dan. Dit kleine kindje (wat je ooit was voor je gevoel) is in werkelijkheid een zuivere uitdrukking van BewustZijn wat zich laat voelen als liefde. Daaraan is op dit moment niets veranderd, alleen je gelooft het niet meer!

Uit het boek: “Bewustzijn. Zoek jij ook iets?” – fragment 19